Termen en afkortingen
Veelgebruikte termen
- Opleidingsprogramma: tijdens je opleiding leer je competenties (vakkennis, vaardigheden en houding) toepassen, zowel in kerntaken als tijdens werkprocessen. Daar is het opleidingsprogramma (met lessen en BPV) op gericht.
- Examen: het beroepsgerichte examen bestaat uit één of meerdere beroepsproeven, eventueel aangevuld met een werkprocesexamens, een kennisexamen en/of een vaardigheidsexamen. Daarnaast doe je één of meerdere examens in generieke vakken (avo) zoals Nederlands en rekenen. Voor niveau 4 doe je ook examen in Engels.
- Beroepsproeve: de beroepsproeve (of proeve van bekwaamheid) is een examen over meerdere competenties die bij elkaar horen: de kritische beroepssituatie.
- Kerntaken: kerntaken zijn werkzaamheden die kenmerkend zijn voor een bepaald beroep.
- Werkprocessen: werkprocessen zijn beroepsactiviteiten rond een kerntaak.
- Prestatie: je maakt je vorderingen aantoonbaar door prestaties te leveren. Je toont dit aan door bijvoorbeeld een werkstuk te maken, een praktische vaardigheid te laten zien of een toets te halen.
- Prestatiedossier: het prestatiedossier (PD) biedt een overzicht van de te leveren prestaties, waaraan je moet voldoen om deel te nemen aan de proeve.
- Competentie: een competentie is het vermogen op de juiste manier te handelen in een bepaalde praktijksituatie. Daarvoor is niet alleen nodig dat je een vaardigheid beheerst, maar ook dat je weet wat je doet en dat je over de nodige kennis en het nodige inzicht beschikt en een passende houding toont.
- LEO: Lokale examenorganisatie, verantwoordelijk voor de examinering op de onderwijslocatie.
- CEC: de centrale examencommissie ziet toe op de toepassing van de examenregeling. Daarnaast stelt de CEC vast of je diplomeerbaar bent.