Beroepspraktijkvorming
Beroepspraktijkvorming (BPV) is kortweg: vorming in de praktijk van het beroep. Of, met wat meer woorden, vorming in alles wat er nodig is om in zo’n beroep te functioneren. In het mbo is BPV de wettelijke benaming voor stage. Deze BPV doe je vanzelfsprekend in een bedrijf waar je dit ook allemaal goed kunt leren.
BPV volg je op een erkend leerbedrijf. Dat wil zeggen dat vastgesteld is dat het bedrijf de mogelijkheden biedt voor een student op jouw niveau om kennis en vaardigheden op te doen die passen bij het beroep dat je wilt uitoefenen. Dit geldt voor zowel bedrijven in Nederland als in het buitenland. Er is ook een praktijkopleider aanwezig op het bedrijf die jou begeleidt.
De stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB, www.s-bb.nl) voert de erkenning en registratie van leerbedrijven uit. Alle actieve en erkende leerbedrijven staan vermeld op de website www.stagemarkt.nl.
Je zoekt met de stagecoördinator een geschikt leerbedrijf voor de BPV, passend bij jouw vakrichting en het niveau van de opleiding. Dit moet bij een erkend leerbedrijf zijn. Deze kun je vinden op www.stagemarkt.nl. Probeer per telefoon een kennismakingsafspraak te maken met het leerbedrijf. Neem naar de afspraak informatie over de opleiding mee om te laten zien wat je er leert. Van school krijg je ook opdrachten mee over wat je in de BPV op het bedrijf doet en leert. Samen met de praktijkopleider stel je de leerdoelen vast. En op school bespreken en beoordelen we de uitgevoerde opdrachten. Wanneer je jouw BPV periode buiten Nederland, maar binnen Europa gaat doorbrengen, dan kan een deel van de kosten gedekt worden met een Erasmus+ subsidie. Het bureau Support International Subsidy (sis.vm@aeres.nl) binnen Aeres MBO helpt jou, samen met jouw stagecoördinator of mentor, coach of (studie)(studie)loopbaanbegeleider, hiermee verder. Via SIS kun je jouw aanvraag indienen voor een Erasmus+ subsidie. Je kunt SIS bereiken op telefoon 088 020 6120 en mailadres: sis.vm@aeres.nl.
BPV
De BPV is een belangrijk onderdeel van de opleiding. In het interne taalgebruik van Aeres Warmonderhof wordt het woord ‘praktijk’ gebruikt voor de BPV in de middagen in jaar 1 en 3 en wordt het woord ‘stage’ gebruikt voor de lange externe stage tussen jaar 2 en 3. Een en ander wordt in goede banen geleid door de praktijkcoördinator en de stagecoördinator.
Schade tijdens stage?
Wettelijk gezien is de werkgever aansprakelijk voor schade ontstaan op het werk. Dit principe geldt ook in geval van stage en beroepspraktijkvorming. Zowel voor schade ontstaan door het handelen van stagiaires, als voor schade opgelopen door stagiaires. Deze verantwoordelijkheid kent wel grenzen en vervalt mogelijk bij opzettelijk roekeloos of nalatig gedrag van stagiaires.
Meer informatie https://www.aeres.nl/verantwoording/verzekeringen
BPV per leerjaar
In het eerste leerjaar doe je praktijk op een van de Warmonderhofbedrijven of bij de externe praktijkbedrijven in de regio waarmee we samenwerken. De praktijk op de bedrijven wordt afgewisseld met het vak praktijkleren onder begeleiding van een docent. Hierin komen de praktische vakken als trekker rijden, bouwen, techniek, paardentractie, telen en veeverzorging aan bod.
In het voorjaar van het tweede leerjaar ga je een half jaar op externe stage. Veel studenten benutten deze stage om naar het buitenland te gaan. Daarvoor zijn soms ook subsidies beschikbaar (informeer bij de stagecoördinator).
In de loop van het derde leerjaar ga je weer praktijk doen op de Warmonderhofbedrijven en de bedrijven in de regio. Nu kun je kiezen (in afstemming met je klasgenoten en de coördinator) op welk bedrijf je praktijk loopt. In principe loop je 8 van de 11 praktijkblokken praktijk in je interessegebied en kun je je specialiseren. De derdejaars praktijk is ook de tijd waarin je leert om mensen te instrueren en begeleiden, een vaardigheid die bij niveau 3 en 4 hoort. Sommige praktijkbedrijven, o.a. die van Stichting Warmonderhof, zijn ingesteld op de aanwezigheid van studenten. Bij de verdeling van de praktijkplekken is het uitgangspunt dat in die bedrijven voldoende dragende studenten aanwezig zijn. Het kan daarom gebeuren dat niet ieder aldoor op de plek werkt die zijn/haar grootste voorkeur heeft.
De doelstellingen van de praktijk zijn het verwerven van vaardigheden, het geven van leiding en het hebben van inzicht/overzicht in het werk.
De zomerpraktijken van vier weken in het eerste en derde jaar maken onderdeel uit van de BPV.
Externe stages
Samen met je mentor en de stagecoördinator kijk je of jouw en onze wensen en mogelijkheden passen bij het gewenste stagebedrijf en of er goede en heldere afspraken gemaakt kunnen worden. Bovenstaande geldt in versterkte mate voor een stage in het buitenland omdat die bedrijven slechts incidenteel door docenten bezocht kunnen worden.
Het docententeam besluit of je op stage mag, heb je een studieachterstand dan ga je later op stage. Aan het eind van de stage word je beoordeeld door de stagebieder.
Praktijkregels
Praktijk is begeleid werken op het bedrijf van stichting Warmonderhof of van iemand anders. Je houdt je dus aan de regels van dat bedrijf. Hieronder is een aantal algemene regels voor je op een rijtje gezet.
Werktijden
De praktijk duurt in principe van 13.00 - 17.30 uur. Land- en tuinbouw laat zich niet alleen leiden door de klok maar ook door het weer, het vee en het gewas. In geval van drukke werkzaamheden is uitloop mogelijk, ook in de avond. Er wordt van je verwacht dat je dan ook beschikbaar bent om mee te werken. In de veehouderij worden sowieso afwijkende tijden aangehouden.
Voor het begin van de praktijkperiode wordt er een rooster opgesteld waarin afspraken worden gemaakt over praktijk op zaterdagen, feestdagen en in de vakanties. Dit geldt voor alle leerjaren. In de veehouderij vormt werk in de weekeinden, vakanties en de vroege ochtend een vanzelfsprekend onderdeel van de praktijk.
Aanwezigheid
Op de praktijk is 100% aanwezigheid verplicht.
Bij ziekte geef je telefonisch aan de praktijkbieder door dat je afwezig bent en om welke reden.
Bij grote afwezigheid beslist het docententeam over de consequenties. Mocht je te weinig van de praktijkperiode aanwezig zijn dan is de periode “niet-beoordeelbaar” en beslist de vergadering van medewerkers wat hiervan de consequenties zijn.
Werkbespreking en evaluatie
Iedere praktijkmiddag begint met een werkbespreking van wat er die middag wordt gedaan en hoe het werk wordt verdeeld. Een praktijkblok eindigt met een evaluatie, waarin ook de beoordeling wordt gegeven. Halverwege een praktijkblok is er een tussenevaluatie zodat je weet waar je de tweede helft van de praktijk aan kunt werken.
Veiligheid
Je werkt in elke situatie veilig voor jezelf en je omgeving, of het nu handwerk is (gezonde werkhouding), werken met gereedschap (veiligheidsbril en oorbeschermers), of het werken op trekkers/heftrucks (verantwoord rijgedrag, geen bijrijders behalve als daar een zitplaats voor is).
Werkkleding
Goede werkkleding (overall, laarzen, regenkleding en werkhandschoenen) is verplicht. Te ruime, loshangende kleding is gevaarlijk en is daarom verboden.
Voor de akkerbouw en veehouderij geldt dat je gebruik maakt van:
- Veiligheidsschoenen of veiligheidslaarzen);
- Goede regenkleding, jas en broek;
- Stevige, warme werkjas, voor het werken bij kou en slecht weer.
Gebruik machines en gereedschap
De bedrijfsleiding is verantwoordelijk. Gebruik door studenten is alleen toegestaan als je je aan de afspraken houdt. Eerste- en tweedejaars mogen alleen na toestemming en onder toezicht van de praktijkopleider met een trekker of heftruck rijden.
Wanneer machines kapot gaan, moet dit direct worden gemeld bij de praktijkopleider. Materialen en gereedschap moeten direct na gebruik worden teruggebracht naar de plek waar ze horen. Zijn materialen kapot, dan meld je dat meteen bij de praktijkopleider.
Medicijngebruik
Heb je een bepaalde aandoening (bv. epilepsie) of gebruik je medicijnen die je functioneren of je rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, meld dat dan vooraf aan de praktijkopleider.
Trekkerrijbewijs/heftruckcertificaat
In Nederland is het trekkerrijbewijs verplicht voor het rijden op de openbare weg. In andere landen is een trekkerrijbewijs verplicht wanneer je geen gewoon rijbewijs hebt of vanaf een bepaald trekkergewicht (bijv. Duitsland). In klas 1 word je in de praktijklessen trekkervaardig, maar een rijbewijs bieden we niet. Dit is wel een dilemma, want dan mag je tijdens de praktijk of de stage niet op de openbare weg rijden. We hebben echter niet het budget om iedereen het rijbewijs te laten halen. Diegene die in de akkerbouw of veehouderij wil gaan werken raden we dringend aan een trekkerrijbewijs te halen. Wanneer je dat in je eerste lesjaar doet zijn er subsidiemogelijkheden. Vraag op school naar de mogelijkheden.
In klas 1 wordt de cursus Heftruck rijden gegeven.
Beoordeling praktijk
In de eerste twee schooljaren loop je vijf middagpraktijken. Aan het eind van elke vierweekse praktijkperiode word je beoordeeld door je praktijkbegeleider. Hij of zij kijkt naar verschillende criteria zoals je werkhouding, zelfvertrouwen en overzicht. Verder worden de werkprocessen beoordeeld die horen bij jouw opleiding en niveau. De werkprocessen beschrijven wat de beginnend beroepsbeoefenaar moet kunnen. Voor je beoordeling gebruiken de ondernemers ‘rubrics’, dit zijn lijsten met beoordelingscriteria. De beoordeling wordt aan de school doorgegeven en verwerkt in je cijferlijst.
In leerjaar 3 en 4 loop je nog eens ruim 40 weken middagpraktijk. Ook deze praktijken worden beoordeeld aan de hand van de werkprocessen behorend bij het niveau dat je doet.
Voortgang van de studie op basis van de praktijk
De beoordelingen van de praktijk tellen mee voor de overgang naar het volgende jaar. In het eerste jaar mag je maximaal één onvoldoende voor een praktijk halen (5,4 of lager). In het tweede jaar moeten alle praktijken voldoende zijn.
Tijdens het derde jaar moet er voldoende progressie zijn, hierop krijg je zicht met behulp van een evaluatie- en beoordelingsgesprek. In het vierde leerjaar moet de praktijk met een voldoende beoordeeld worden.
Niet eens met de beoordeling
Mocht je het niet eens zijn met de beoordeling van je praktijk dan kun je dit kenbaar maken bij je mentor. Deze zal dan navraag doen bij de ondernemer om een en ander te verhelderen.